Database Design


Chapter 1:

Vragen:

Alles hier wordt gedaan aan de hand van dit pdf bestand: Database Design

  1. Discuss each of the following terms:
    1. data
    2. field
    3. record
    4. file
  2. What is data redundancy?
  3. Discuss the disadvantages of file-based systems.
  4. Explain the difference between data and information.
  5. Use Figure 1.2 (below) to answer the following questions.
    1. In the table, how many records does the file contain?
    2. How many fields are there per record?
    3. What problem would you encounter if you wanted to produce a listing by city?
    4. How would you solve this problem by altering the file structure?

Antwoorden:

1.1. Data is feitelijke informatie zoals metingen of statistieken over objecten en concepten.
1.2. Field is een gegevensstructuur voor één stuk gegevens.
1.3. Een record is een groep gegevens die in een tabel zijn opgeslagen.
1.4. Een file slaat gegevens op in een gestructureerde indeling, georganiseerd in tabellen en velden.
2. Een situatie die zich voordoet in een database wanneer een veld wordt bijgewerkt in meer dan één tabel.
3. Data redundancy, Data isolation, Integrity problems, Security problems en Concurrency access.
4. Gegevens zijn een rauw en ongeorganiseerd feit dat moet worden verwerkt om ze zinvol te maken, terwijl informatie een verzameling gegevens is die op een zinvolle manier wordt verwerkt volgens de gegeven vereiste.
5.1. 7
5.2. 5
5.3. Je zou moeten uitzoeken waar in de stad deze persoon vandaan kwam, dus heel onspecifiek.
5.4. Een aparte rij erbij maken met adres.

Chapter 2:

Vragen:

  1. What is a database management system (DBMS)?
  2. What are the properties of a DBMS?
  3. Provide three examples of a real-world database (e.g., the library contains a database of books).

Antwoorden:

  1. Een verzameling programma’s waarmee gebruikers programma’s kunnen maken, het onderhouden van databases en controleren van de toegang tot deze databases.
  2. Een omgeving te bieden die zowel handig als efficiënt is voor gebruikers om informatie op te halen en op te slaan.
  3. School (leerlingen database), winkels (klanten databse) en auto dearlership (beschikbare auto’s database)

Chapter 3:

Vragen:

  1. How is a DBMS distinguished from a file-based system?
  2. What is data independence and why is it important?
  3. What is the purpose of managing information?
  4. Discuss the uses of databases in a business environment.
  5. What is metadata?

Antwoorden:

  1. Het verschil tussen DBMS en bestandsbeheersysteem is dat een DBMS gegevens opslaat op de harde schijf volgens een structuur, terwijl een bestandsbeheersysteem gegevens opslaat op de harde schijf zonder een structuur te gebruiken. DBMS biedt het delen van gegevens en is flexibeler dan een bestandsbeheersysteem.
  2. Data independence is het vermogen om wijzigingen aan te brengen in gegevenskenmerken zonder wijzigingen aan te brengen in de programma’s die toegang hebben tot de gegevens.
  3. Het doel is om ervoor te zorgen dat elk stukje gegevens en informatie meetelt voor een bedrijfsresultaat.
  4. Bedrijven kunnen databases gebruiken om de voorraad bij te houden, zodat ze weten hoeveel goederen er in een magazijn zijn en hoeveel er beschikbaar is voor klanten om te kopen in de schappen van een winkel. Bedrijven beheren hun werknemers ook met behulp van databases, waardoor ze effectief grote hoeveelheden salaris-, loon- en belastinggegevens bijhouden.
  5. Gegevens die informatie geven over andere gegevens.

Chapter 4:

Was niet belangerijk.

Chapter 5:

Vragen:

  1. Describe the purpose of a conceptual design.
  2. How is a conceptual design different from a logical design?
  3. What is an external model?
  4. What is a conceptual model?
  5. What is an internal model?
  6. What is a physical model?
  7. Which model does the database administrator work with?
  8. Which model does the end user work with?
  9. What is logical data independence?
  10. What is physical data independence?

Antwoorden:

  1. Het bouwen van een conceptueel model op basis van de eerder geïdentificeerde vereisten, maar dichter bij het uiteindelijke fysieke model.
  2. Een conceptueel ontwerp beschrijft de mening van de eigenaar en WAAROM het systeem überhaupt wordt gebouwd. Het richt zich op het resultaat en de beoogde meerwaarde van het project. Het logische ontwerp beschrijft de visie van de architect en zorgt voor afstemming tussen het conceptuele ontwerp en het fysieke ontwerp.
  3. De weergave van de gegevens door de eindgebruiker.
  4. Een weergave van een systeem, gemaakt van de samenstelling van concepten die worden gebruikt om mensen te helpen een onderwerp dat het model vertegenwoordigt te kennen, begrijpen of simuleren.
  5. Een proces dat de reactie van het systeem simuleert om de uitkomst van een systeemstoring te schatten.
  6. Kleinere of grotere fysieke kopie van een object.
  7. intern model
  8. extern model
  9. Logisch schema wijzigen zonder het externe schema of de toepassing te wijzigen.
  10. Helpt je om conceptuele niveaus te scheiden van de interne / fysieke niveaus.