- Gebruik de juiste symbolen :
- Entiteit: rechthoek (dingen)
- Relatie: ruit (werkwoord)
- Attributen: ovaal (eigenschap van een entiteit of relatie)
- Aangeven van elke relatie: de cardinaliteit (1:1 of 1:N of N:M). Om de juiste cardinaliteit te ontdekken kun je in de casus kijken of het expliciet is aangegeven. Of je moet zelf logisch nadenken.
- Om de cardinaliteit te controleren zeg je het hardop van allebei de kanten: Elke schoen heeft maar 1 merk. En elk merk kan meerdere schoenen hebben.
- Tussen relaties en entiteiten alleenlijntjes, geen pijlen, geen t-stukken, geen harken. Als er heel veel attributen zijn mag je hiervan, stiekum toch, een harkje maken.
- Relaties alleen tussen entiteiten onderling maar niet los zwevend
Omzetten van ER-diagram naar tabellenschema
- Gebruik de juiste regels voor het omzetten van 1:1 en 1:N relaties (eenvoudige situaties) en M:N en ternaire relaties (complexe tabellen):
- 1:1 zet je in dezelfde tabel
- 1:N gebruik het ID van de ene tabel als Foreign Key in de andere tabel.
- N:M gebruik een tussentabel
- N;N:P of N:M:1 gebruik een tussentabel